Je winkelwagen is momenteel leeg!
Van oeverstruinen tot moddersluipen: dat zou de titel van deze excursie van afgelopen zaterdag 19 september kunnen zijn. Maar daarmee doe ik de iets oudere vogelaars in de dop tekort. Met negen kinderen gingen we op pad; deze keer voerde de tocht ons langs het klompenpad vanaf Bronsbergen door de Stokebrandsweerd naar de oevers van de IJssel. Een torenvalkje heette ons biddend welkom. Al gauw splitste de groep zich in jonge wilde-natuur-onderzoekers en op vogels gespitste mensen-kinderen. De laatste groep tuurde alle bomen, struiken, rietpluimen en oevers af, de oren gespitst om geen vogeltje te missen. Zo waren daar eksters, kraaien, in appels pikkende roeken en houtduiven. Frank legde met een ezelsbruggetje uit waar je houtduiven aan kunt herkennen. Dat is de duif met witte banden over vleugels en rond de hals. Een klein bruin vogeltje in de top van een struikje was een graspieper. In het water van een poeltje zwommen meerkoeten, krakeenden en zelfs een wilde eend. De eend die steeds zeldzamer wordt. Eén van de redenen is dat het slecht gaat met de waterinsecten en die hebben jonge eendjes nodig om te overleven. In de verte vlogen aalscholvers, te herkennen aan hun donkere kruisvorm in de vlucht. Een prachtige zilverreiger landde aan de overkant van het water.
Het groepje jonge onderzoekers leek wel een groepje steenlopertjes, ze keerden alles ondersteboven en wat van waarde leek stopten ze in hun zakken. Bijvoorbeeld grillig gevormde ijzerslakken en lavasteen. Stenen daagden uit om in het water te plonzen. Koeienvlaaien werden op smeuïgheid getest.Maar toen zich aan de oever van de IJssel een bijzonder vogeltje vertoonde richtten alle blikken zich weer op verenkleed, pootjes en snavelvorm. Een dwaalgast, we konden hem niet thuisbrengen. Vermoeid vloog het vogeltje naar een stillere oever. De kinderen hoopten dat het vogeltje genoeg eten zou vinden om aan te sterken en verder te vliegen naar het zuiden. En even vermoeid en dorstig stortten zij zich op chocomelk en koek. Daarna ging de terugtocht door pluizende distels, jammer genoeg zonder puttertjes, (hier en daar klonk wel een kinderkreet van ‘oei en au’). Bij moerassige waterpoeltjes werd de zuigkracht van modder uitgeprobeerd en werden slakkenhuizen losgepeuterd. Oh, daar vloog een watersnip verschrikt de lucht in. Ellen vond nog door roeken uitgepikte appels.
Wat vonden de kinderen het mooist deze ochtend? Nou, dat was de zilverreiger maar veel kinderen wekten de indruk dat ze zo opgegaan waren in het struinen dat ze niet zo snel een antwoord hadden.