Je winkelwagen is momenteel leeg!
Vijf Jonge Vogelaars trotseerden kou en harde wind; dik ingepakt en goed gemutst, de begeleiders gewapend met telescopen, stapten we op weg naar de watergeulen langs de dijk waar hele troepen fluiteenden (smienten) rondzwommen en zich lieten horen. We zagen er meerkoeten, wilde -, kuif- en bergeenden, een kleine mantelmeeuw en hoe leuk, ook de scholeksters waren al teruggekeerd uit het verre zuiden. Terwijl we de oevers scanden op nog meer leuke vogels begonnen sommige kinderen al te klappertanden (bij wijze van spreken). Hoogste tijd om verder te gaan, even hard rennen, om weer warm te worden.
In de luwte van een boerderij met een bosje met kool- en pimpelmezen speurden we naar de vogels in de uiterwaarden: grauwe ganzen, kolganzen.
Daarna ons volgende doel, de vogelkijkhut; toen deze in zicht kwam zetten de nieuwsgierig geworden kinderen er flink de vaart in, via overstapjes en baggerend door de blubber. En nestelden zich daar knus bij elkaar op de bankjes voor de kijkgaten. De telescopen opgesteld en het afspeuren van de grote plas kon beginnen. Ook daar zwommen veel eenden in alle soorten en maten waarvan de grote zaagbek, pijlstaart en wintertaling wel de mooiste waren. Op de oever spotten we nog zilverreiger en blauwe reiger en in overhangende takken stonden aalscholvers hun wijd uitgespreide vleugels te drogen. Sommige kinderen haalden hun vogelbingokaarten tevoorschijn en vinkten de gevonden soorten af. Na de pauze met warme chocolademelk, koek en spannende verhalen over de toekan en kookaburra was het speelkwartier en verkenden de kinderen al rennend ook het terrein rond de hut. Tot slot noteerde één van de kinderen de gespotte vogels in het kijkhutlogboek en was het tijd om te gaan. Op de dijk in de verte stonden de eerste ouders hun kroost al op te wachten. De bij de kijkhut rondscharrelende zieke brandgans bleef in zijn eentje achter.