Zaterdag 18 september 2021: Struinen langs de Berkel

De eerste vogelexcursie dit seizoen. Op de vroege zaterdagochtend gaan we met een klein en vrolijk groepje op pad, via het bospark van Landgoed ’t Velde naar de oevers van de Berkel.
Het landgoed is gehuld in een dichte mist. De oren daarom extra gespitst om in het wazige geboomte geen vogeltje te missen. We horen het hoge twieten (contactroepje) van een tjiftjaf, en de roepjes van kool- en pimpelmezen, een boomklever- en kruiper.

Terwijl wij ouwetjes de alom aanwezige sprookjesachtige spinnenwebben bewonderen met weefsel gevat in een kantwerk van ragfijne druppeltjes; ontwaakt bij de kinderen hun liefde voor honden. Allerlei aaibare honden en hun trotse bazen/bazinnen kruisen ons pad. Ze tellen er zeven, en de huskey met het blauwe en bruine oog maakt de meeste indruk.
Met nog blijere kinderen en de opmerking ‘wij zijn de jonge ‘hondelaars’ trekken we verder richting Berkel. In het riet dwarrelen koolmeesjes, we zien een lieve fwietgeluidjes makende jonge fuut bij zijn vader bedelen. Nog meer meerkoeten, wilde eenden, een waterkipje en zelfs een watersnip overvliegen. In de wazige elektriciteitsmasten verder weg in het weiland zien we silhouetten van kauwtjes, of zijn het roeken?

Halverwege de tocht stillen we onze honger en dorst met sap en koek. Een mooi moment ook om met een vetproefje te laten zien waarom watervogels niet kletsnat worden in het water. De oudere kinderen weten van de vetbult op het achterste van de vogel, de plek waar ze het vet vandaan halen om hun verenkleed mee op te poetsen. Toch is het leuk even de bovenkant van de handen in te smeren met olijfolie en daar waterdruppels op heen en weer te laten rollen. En daarna te showen hoe perfect een waterdruppel balanceert op een ganzenveer.

Als we onze weg vervolgen vinden we een (pas gestorven?) dode mol op ons pad; hij is nog helemaal gaaf met alleen een beetje bloed aan zijn rechterhandje. Ciara koestert de mol en laat hem van onder tot boven bewonderen. Van zijn naar opzij klauwende handjes met scherpe nagels, het perfecte gebitje en smalle varkensneusje tot wat dat is wat uit zijn achterlijf komt. En wat een wonderlijk zacht vachtje heeft’ie.

Ondertussen is de mist opgetrokken en laat de zon zich zien. Er is genoeg tijd om ook de schaatsenrijders op het water bij een houten brugje te bekijken en jeetje, wat lastig om zo’n beestje in een loeppotje te krijgen. Zo scharrelend langs de waterkant bereiken we het eindpunt bij de stuw. Daar ontmoeten we een stel Poolse mannen die speuren naar waterkreeften; eentje hebben ze al gevangen en één van de mannen toont de kinderen hoe je hem vast kan pakken. We mogen hem houden. Als de mannen uit het zicht zijn laat Chayenna, na gezamenlijk beraad, de kreeft weer los in het water. En dragen wij de enthousiast vertellende kinderen weer over aan hun wachtende (groot-)ouder(s).